​Na het behalen van de diploma’s van licentiaat in de rechten(1984) en licentiaat in de criminologie(1986) aan de universiteit te Gent, koos Ria Mortier (°1961) bewust voor een loopbaan binnen het Gentse openbaar ministerie. Na drie jaar gerechtelijke stage werd zij substituut -arbeidsauditeur, om van daaruit benoemd te worden tot substituutprocureur des Konings en na enkele jaren te promoveren naar het parket-generaal waar zij achtereenvolgens substituut-procureur-generaal en advocaat-generaal werd. In 2007 werd zij benoemd tot advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie waar zij in 2019 aangewezen werd in het mandaat van eerste advocaat-generaal en in 2024 werd benoemd tot Procureur-generaal.

​Haar keuze voor de magistratuur werd vooral beïnvloed door de maatschappelijke relevantie van de functie en de interessante wisselwerking tussen het juridisch en het menselijk aspect van het werk. Die maatschappelijke bewogenheid bracht er haar ook toe zich vanuit het parket
bij het Hof van Cassatie te engageren in de Hoge Raad voor de Justitie. Zij zetelde gedurende acht jaar (2008-2016) in de Nederlandstalige benoemings- en aanwijzingscommissie waarvan zij ook vier jaar (2012-2016) voltijds voorzitter was. Gedurende het jaar 2013-2014 was zij Voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie zelf. In de Nederlandstalige benoemings- en aanwijzingscommissie, die instaat voor de selectie van magistraten via examens en voor het aanwijzen van de meest geschikte kandidaat voor benoeming in een vacature, werkte zij mee aan het uitbouwen van een competentiegericht management. Magistraten moeten immers niet enkel goede juristen zijn, maar moeten zeer zeker ook over de nodige competenties beschikken om aan de menselijke problemen die hen voorgelegd worden een goede oplossing te geven. Openheid van geest, adequaat omgaan met macht, integriteit, besluitvaardigheid en aanpassingsvermogen zijn daarbij sleutelbegrippen.