Het Hof van Cassatie in cijfers

Globale gegevens

Instroom, uitstroom en werkvoorraad

Instroom

In 2020 is het totaal aantal nieuwe zaken dat op de griffie van het Hof werd ingeschreven, globaal genomen met slechts 1,11 pct. gedaald ten aanzien van het jaar 2019 tot 2484 eenheden. Het aantal nieuwe zaken bevindt zich op het gemiddeld niveau van de laatste vijf jaar. De invloed van het SARS-CoV-2 virus en de overheidsmaatregelen die werden genomen om het virus in te dijken, blijkt dan ook verwaarloosbaar op de instroom van zaken bij het Hof van Cassatie.

In 2020 is het aantal nieuwe Franstalige zaken gedaald en het aantal nieuwe Nederlandstalige zaken gestegen. In 2019 liet zich net de omgegekeerde situatie optekenen: een stijging van het aantal nieuwe Franstalige zaken en een daling van het aantal nieuwe Nederlandstalige zaken.

Bij het Hof worden beslissingen aanhangig gemaakt die door diverse rechtscolleges werden gewezen. Van de nieuwe zaken die in 2020 op de griffie van het Hof zijn ingeschreven, zijn er:

  • 1724 afkomstig van de hoven van beroep en 141 van de arbeidshoven (75,08 pct.);
  • 17 afkomstig van de assisenhoven (0,68 pct.);
  • 174 afkomstig van de rechtbanken van eerste aanleg, 8 van de ondernemingsrechtbanken, 4 van de arbeidsrechtbanken en 197 van de correctionele rechtbanken (15,42 pct.);
  • 16 afkomstig van de vredegerechten en 6 van de politierechtbanken (0,89 pct.), die in eerste en meteen laatste aanleg uitspraak hebben gedaan; en
  • 197 afkomstig van overige instanties (7,93 pct.).

Uitstroom

In 2020 is het aantal eindarresten ten aanzien van het jaar 2019 licht gestegen met 0,94 pct., tot 2463 eenheden en sluit hiermee opnieuw aan bij het niveau van 2017. Deze stijging is, zoals verder wordt uiteengezet, het gevolg van een stijging van het aantal uitgesproken Nederlandstalige arresten. Dit aantal steeg met 5,96 pct. tot 1457 arresten.

Ook hier kan worden vastgesteld dat de moeilijke omstandigheden waarmee het SARS-CoV-2 virus het Hof in 2020 confronteerde, nauwelijks invloed hebben gehad op het aantal door het Hof in 2020 gewezen eindarresten.

De verhouding tussen het aantal gewezen eindarresten en het aantal nieuwe zaken bepaalt de zgn. clearance rate, dit is de waarde die wordt verkregen door het aantal gewezen eindarresten te delen door het aantal nieuwe zaken. De European Commission for the Efficiency of Justice (CEPEJ) beschouwt een clearance rate van rond de 100 pct. als een indicator voor een efficiënt werkende justitie[1]. Een clearance rate van minder dan 100 pct. duidt op een stijging van de werkvoorraad, wat het aantal dossiers omvat dat op het einde van het jaar nog op een einduitspraak wacht. Een clearance rate van meer dan 100 pct. duidt dan logischerwijze op een daling van de werkvoorraad. Aangezien het aantal eindarresten dat het Hof in 2020 heeft gewezen, globaal genomen, nagenoeg gelijke tred kon houden met het aantal nieuwe zaken dat in 2020 op de griffie werd ingeschreven, bedraagt de zogenaamde clearance rate voor het Hof over de beide taalrollen heen 99,15 pct. (99,79 pct. voor de Nederlandstalige taalrol en 98,24 pct. voor de Franstalige taalrol).

[1] Zie CEPEJ, Systèmes judiciaires européens – Rapport d’évaluation de la CEPEJ – Cycle d’évaluation 2020 (données 2018), Deel 1, Tableaux, graphiques et analyses, s.l., Raad van Europa, 2020, p. 107 e.v. ((beschikbaar via deze link).

Werkvoorraad

Aangezien het aantal in 2020 nieuw ontvangen dossiers het aantal in 2020 gewezen eindarresten licht overstijgt, is de werkvoorraad eind 2020 eveneens licht gestegen. Het aantal op het einde van 2020 nog te behandelen zaken bedraagt meer bepaald 1640 eenheden over de beide taalrollen heen. Dit is een globale stijging met 1,30 pct. ten aanzien van het jaar 2019.

Deze lichte stijging is eerder verwaarloosbaar wanneer bekeken in het licht van de cijfers over de voorbije jaren. De werkvoorraad eind 2020 bevindt zich volledig in de lijn van het gemiddelde niveau van de laatste vijf jaar.

De werkvoorraad op de Franse taalrol laat een stijging met 2,55 pct. in vergelijking met 2019 optekenen. De werkvoorraad op de Nederlandse taalrol blijft nagenoeg constant.

Herhaald wordt dat de werkvoorraad eind 2020 een aanzienlijke verbetering laat optekenen ten aanzien van de werkvoorraad eind 2019, zoals meegedeeld in het jaarverslag 2019. Zoals vermeld, is dit het gevolg van de uitgevoerde controle op de nog de openstaande dossiers. Daar waar in het jaarverslag 2019 een werkvoorraad van 2008 zaken werd vermeld, blijkt thans dat de openstaande werkvoorraad eind 2019 in werkelijkheid 19,37 pct. lager lag en slechts 1619 zaken bedroeg. Een groot deel van deze zaken betrof beslissingen inzake rechtsbijstand (G-zaken).

Bij een analyse van de openstaande werkvoorraad van het Hof past nog een andere belangrijke kanttekening. Het Hof kan omwille van diverse redenen een niet- verwaarloosbaar deel van de zaken die tot zijn werkvoorraad behoren (25,73 pct.), nog niet definitief behandelen. Sommige van deze redenen zijn eigen aan de procedure voor het Hof, andere hebben een meer occasioneel karakter:

  • in een 300-tal zaken die in de loop van 2020 op de algemene rol van het Hof werden ingeschreven, werd de behandeling van het casssatieberoep niet aangevat omdat de termijn die de verweerder toebedeeld krijgt om zijn memorie van antwoord in te dienen, pas in 2021 verstrijkt;
  • 72 zaken kunnen actueel niet door het Hof worden behandeld, omdat het Hof deze zaken voor behandeling naar het hof van beroep diende te verwijzen, hetzij omdat de bestreden beslissing het voorwerp uitmaakt van een verzoek tot herroeping van gewijsde, hetzij omdat de bestreden beslissing het voorwerp uitmaakt van een hoger beroep dat eerst dient te worden afgehandeld;
  • in een aantal zaken stelde het Hof een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof en het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarop in de loop van 2020 nog geen antwoord werd ontvangen, zodat de definitieve afhandeling moet worden uitgesteld;
  • het coronavirus SARS-CoV-2 en de diverse overheidsmaatregelen om de verspreiding van het virus in te dammen, verplichtten het Hof om zowel aan het begin van de eerste besmettingsgolf in maart als aan het begin van de tweede besmettingsgolf eind oktober de behandeling van een aantal zaken naar een latere datum uit te stellen. De aan het begin van de eerste besmettingsgolf opgelopen achterstand werd in de loop van 2020 ingehaald. Slechts een beperkt aantal zaken (met name 60), waarvoor de einduitspraak aanvankelijk aan het begin van de tweede besmettingsgolf was gepland, werd naar januari 2021 uitgesteld.

Ondanks deze kanttekening, dient het Hof evenwel vast te stellen dat de werkvoorraad in bepaalde materies over een langere periode constant blijft tot zelfs aangroeit. Sommige oorzaken zijn bekend, andere moeten verder worden onderzocht. Een werkvoorraad die gedurende een aantal jaren niet afgebouwd geraakt, kan meer structurele acties vereisen. Dit opvolgen en het onderzoek naar de mogelijkheden om hieraan te verhelpen, is voor het Hof een permanente bekommernis.

Grafieken

De onderstaande grafieken geven een overzicht van de evolutie over een tijdspanne van tien jaar van het aantal zaken dat jaarlijks voor het Hof werd ingediend, van het aantal arresten dat jaarlijks door het Hof werd gewezen en van de daaruit op het einde van het jaar voortvloeiende werkvoorraad. In het aantal gewezen arresten zijn enkel de eindarresten en dus geen tussenarresten opgenomen.

De evolutie van het aantal nieuwe zaken dat jaarlijks voor het Hof werd ingediend en van het aantal eindarresten dat jaarlijks werd gewezen, wordt daarbij door middel van een tendenslijn weergegeven; de evolutie van de openstaande werkvoorraad daarentegen door middel van een ingekleurd (groen) vlak. Dit laat toe om de verhouding van de openstaande werkvoorraad ten aanzien van het aantal nieuwe zaken en van het aantal gewezen eindarresten ten aanzien van de openstaande werkvoorraad beter te visualiseren.

Uit deze grafieken blijkt duidelijk dat sedert 2016 (dit is het werkjaar volgend op de wijziging van de cassatieprocedure in strafzaken bij wet van 14 februari 2014, in werking getreden op 1 februari 2015, die onder meer een daling van het werkvolume in strafzaken beoogde) het aantal nieuwe zaken en het aantal gewezen arresten nagenoeg constant blijft.

Om de exacte gegevens te raadplegen, klik hier.

Deze tabel geeft de evolutie van de instroom per ressort over de laatste tien jaar weer.

2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Antwerpen 574 563 585 541 432 344 360 429 466 464
Brussel N 240 197 220 211 167 157 153 174 143 160
Bruxelles F 451 455 453 357 314 256 270 291 305 275
Gent 504 489 469 511 420 327 251 322 314 404
Liège 442 348 341 317 312 245 248 242 258 278
Mons 166 184 135 166 175 132 117 155 157 143
Arbh. Antwerpen 45 42 48 22 24 28 27 27 28 26
Arbh. Brussel N 18 30 22 16 28 6 8 19 9 20
Arbh. Bruxelles F 61 48 42 52 38 51 37 43 24 32
Arbh. Gent 36 28 19 21 26 33 14 15 19 12
Arbh. Liège 48 36 32 35 55 30 46 35 29 33
CArbh. Mons 13 27 15 25 9 9 10 12 18 18
Ass. 27 36 30 27 36 22 22 5 13 17
Rb. 206 199 189 156 161 154 151 151 156 174
Ondrb. 21 19 28 14 9 10 11 10 77 8
Arbrb. 4 4 3 0 0 13 9 5 4 4
Corr. 402 427 381 405 408 359 416 325 394 197
Jeugdrb. 2 0 1 0 0 0 2 0 1 0
Vred. 21 17 22 17 14 37 28 18 22 16
Pol. 13 8 11 5 17 11 7 17 8 6
Overige 281 192 248 258 207 199 328 155 167 197
Totaal 3575 3359 3294 3156 2852 2423 2515 2450 2512 2484
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Analyse van de eindarresten

Bij een meer inhoudelijk analyse van de in 2020 gewezen eindarresten dient een onderscheid te worden gemaakt tussen civiele materies[2] en penale materies. Het aantal gevallen waarin tot een cassatie van de bestreden beslissing wordt beslist, is in civiele materies immers beduidend hoger dan in penale materies. Dit houdt verband met de verplichte tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie in burgerlijke en sociale zaken in tuchtzaken, wat in strafzaken niet is vereist (cf. infra), met een hogere “succesratio” in dergelijke civiele zaken tot gevolg. In fiscalezaken is de tussenkomst van een advocaat bij het Hof van Cassatie evenmin vereist, maar de praktijk leert dat de rechtszoekende ook in fiscale materies, en dit veel meer dan in strafzaken, toch een beroep doet op een advocaat bij het Hof van Cassatie, wat de slaagkansen van een cassatieberoep verhoogt.

[2] Het begrip ‘civiele materies’ wordt daarbij ruim geïnterpreteerd: het omvat zowel de C-, F-, S- als D-zaken, hetzij burgerlijke, fiscale en sociale zaken en tuchtzaken.

Civiele materies

In 2020 besloot het Hof in 34 pct. van de eindarresten in civiele materies tot een cassatie van de bestreden beslissing. In 56 pct. werd tot een verwerping van het cassatieberoep besloten. Het Hof houdt in civiele materies geen afzonderlijke cijfers bij over het aantal gevallen waarin het tot de onontvankelijkheid van een cassatieberoep beslist. Deze gevallen, die door de verplichte tussenkomst van een cassatieadvocaat in burgerlijke en sociale zaken en in tuchtzaken eerder zeldzaam zijn, worden als een verwerping geregistreerd.

De overige zaken betreffen voornamelijk beslissingen inzake verzoeken tot afstand of vorderingen tot onttrekking. Opvallend is dat het Hof zich in 2020 over 62 vorderingen tot onttrekking heeft moeten uitspreken, hetzij omdat een rechter gedurende meer dan zes maanden heeft verzuimd uitspraak te doen, hetzij wegens gewettigde verdenking, waarvan 45 aan Nederlandstalige zijde en 17 aan Franstalige zijde.

Eén zaak, die verder in dit jaarrapport meer in detail wordt besproken, handelde over de vernietiging van het reglement betreffende de advocaat en insolventie van de Orde van Vlaamse Balies. Dit is een bijzondere bevoegdheid van het Hof.

Chiffres globaux
Arresten 2020 - Civiele materies
Chiffres globaux
2016 2017 2018 2019 2020
Cassatie N 39% 34% 39% 45% 37%
F 39% 30% 29% 35% 31%
N+F 39% 32% 34% 41% 34%
Verwerping N 55% 57% 57% 52% 51%
F 58% 48% 63% 58% 62%
N+F 56% 53% 60% 55% 56%
Afstand N 1% 2% 2% 1% 2%
F 2% 2% 4% 4% 2%
N+F 2% 2% 3% 2% 2%
Onttrekking N 1% 6% 2% 0,5% 9%
F 1% 19% 4% 2% 5%
N+F 1% 12% 3% 1% 7%
Overige N 4% 1% 0% 1,5% 2%
F 0% 1% 0% 1% 0%
N+F 2% 1% 0% 1% 1%
2016 2017 2018 2019 2020

Deze tabel geeft voor de in 2020 uitgesproken arresten de cassatiepercentages in civiele materies per ressort weer, met een evolutie over de laatste tien jaar.

2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Antwerpen 25% 33% 35% 35% 32% 28% 34% 41% 47% 36%
Brussel N 43% 34% 45% 44% 52% 40% 44% 33% 54% 51%
Bruxelles F 44% 63% 30% 28% 36% 26% 28% 24% 24% 18%
Gent 39% 34% 38% 31% 26% 29% 34% 34% 35% 29%
Liège 56% 52% 32% 32% 35% 33% 35% 28% 35% 28%
Mons 33% 37% 40% 42% 31% 42% 35% 28% 46% 29%
Arbh. Antwerpen 50% 47% 41% 41% 41% 63% 33% 67% 42% 54%
Arbh. Brussel N 8% 36% 33% 56% 47% 56% 65% 33% 45% 30%
Arbh. Bruxelles F 43% 13% 40% 36% 44% 47% 30% 35% 32% 21%
Arbh. Gent 36% 20% 32% 44% 42% 50% 20% 31% 56% 22%
Arbh. Liège 67% 13% 61% 43% 43% 36% 63% 41% 61% 38%
Arbh. Mons 82% 30% 38% 33% 52% 71% 44% 33% 78% 67%
Rb. 75% 57% 46% 51% 45% 47% 43% 40% 54% 43%
Ondrb. 39% 65% 46% 33% 39% 40% 39% 67% 53% 29%
Arbrb. 0% 0% 0% 100% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
Vred. 83% 58% 44% 100% 60% 97% 87% 50% 90% 75%
Pol. 50% 62% 83% 87% 100% 95% 87% 50% 90% 75%
Tuchtinstanties 26% 21% 28% 26% 43% 18% 12% 32% 71% 73%
Overige 3% 52% 21% 6% 0% 10% 2% 54% 6% 12%
Algemeen 34% 38% 38% 38% 35% 39% 32% 34% 41% 34%
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

De cijfers over het cassatiepercentage per ressort moeten steeds met de nodige omzichtigheid worden behandeld. Wanneer de instroom van zaken uit een bepaald ressort laag is, dan is de kans op extreme cijfers – in de een of andere zin – hoog, wat statistisch een verkeerd of ongenuanceerd beeld kan opleveren. Het staat aan de hoven en rechtbanken om deze cijfers te evalueren.

Opvallend is het systematisch zeer hoge cassatiepercentage in zaken die afkomstig zijn van instanties die in eerste en laatste aanleg oordelen, zoals de vredegerechten en de politierechtbanken. Zo besloot het Hof in 2020 in 75 pct. van de zaken afkomstig van deze rechtbanken tot een cassatie van de bestreden beslissing, terwijl het globale cassatiepercentage, zoals aangegeven, slechts 34 pct. bedraagt. Ook in zaken die afkomstig zijn van de rechtbanken van eerste aanleg blijft het cassatiepercentage relatief hoog en betreft dit voor 2020 43 pct. van de zaken.

Penale materies

In P-zaken is het cassatiepercentage zoals vermeld beduidend lager: in 2020 bedraagt dit 14 pct. van de gewezen arresten, terwijl in 62 pct. tot een verwerping van het cassatieberoep werd besloten.

In P-zaken houdt het Hof tevens afzonderlijke statistieken bij over het aantal beschikkingen van niet-toelaatbaarheid. De wet van 14 februari 2014 voerde namelijk een versnelde en niet-tegensprekelijke procedure in die het mogelijk maakt ongemotiveerde of kennelijk niet-ontvankelijke of ongegronde cassatieberoepen niet-toelaatbaar te verklaren en aldus versneld af te handelen, waardoor sneller tot de strafuitvoering kan worden overgegaan. Het Hof kan deze controle desnoods ambtshalve uitoefenen. In 2020 heeft het Hof 250 beschikkingen van niet-toelaatbaarheid gewezen, 181 in het Nederlands en 69 in het Frans, wat in overeenstemming is met de resultaten van 2019.

Ook in penale materies betreffen de overige zaken voornamelijk beslissingen inzake verzoeken tot afstand of vorderingen tot onttrekking.

Chiffres globaux
Arresten 2020 - Penale materies
Chiffres globaux

  Twee zaken (onttrekking) zijn niet weergegeven in de diagrammen






Het cassatiepercentage in penale zaken in 2020 is in overeenstemming met het cassatiepercentage van de laatste vijf jaar, zoals blijkt uit de onderstaande tabel.

2016 2017 2018 2019 2020
Cassatie N 14% 17% 14% 13% 13%
F 15% 19% 17% 14% 15%
N+F 15% 18% 15% 13% 14%
Verwerping N 60% 61% 63% 61% 62%
F 58% 58% 56% 62% 64%
N+F 59% 60% 60% 61% 62%
Afstand N 4% 3% 4% 4% 3%
F 3% 4% 5% 5% 5%
N+F 3% 3% 4% 4% 4%
Onttrekking N 0% 0% 0% 0,5% 0%
F 0,5% 0% 1% 0,5% 0,5%
N+F 0% 0% 0,5% 0,5% 0%
Niet-toelaatbaarheid N 21% 18% 19% 21% 22%
F 22% 14% 20% 18% 14%
N+F 21% 17% 19% 20% 19%
Overige N 1% 1% 0% 0,5% 0%
F 1,5% 5% 1% 0,5% 1,5%
N+F 1% 2% 0,5% 0,5% 1%
2016 2017 2018 2019 2020

De volgende tabel geeft voor de in 2020 uitgesproken arresten de cassatiepercentages in penale materies per ressort weer met de evolutie over de laatste tien jaar.

2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
Antwerpen 8% 5% 4% 13% 7% 11% 12% 9% 8% 9%
Brussel N 12% 8% 9% 12% 7% 18% 18% 15% 11% 14%
Bruxelles F 13% 14% 7% 7% 14% 12% 14% 15% 56% 12%
Gent 7% 7% 8% 10% 7% 10% 16% 13% 8% 10%
Liège 11% 13% 8% 8% 10% 11% 11% 12% 10% 17%
Mons 6% 9% 13% 19% 9% 28% 39% 22% 13% 20%
Ass. 10% 12% 5% 11% 21% 13% 20% 20% 0% 25%
Corr. 21% 21% 18% 20% 17% 20% 25% 20% 25% 22%
Rb. 0% 0% 0% 0% 0% 100% 0% 0% 0% 0%
Pol. 0% 0% 0% 0% 0% 0% 33% 78% 0% 100%
Overige 5% 2% 13% 12% 11% 9% 12% 7% 10% 10%
Algemeen 11% 10% 9% 13% 11% 15% 18% 15% 13% 14%
2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Hieruit blijkt dat ook in penale materies het cassatiepercentage in zaken die van de correctionele rechtbanken afkomstig zijn, relatief hoog is. In 2020 besloot het Hof in 22 pct. van dergelijke zaken tot een cassatie van de bestreden beslissing, terwijl het gemiddeld cassatiepercentage in penale materies, zoals aangegeven, slechts 14 pct. bedraagt. De instroom uit de politierechtbanken is te beperkt om uit dit cassatiepercentage enige betekenisvolle gevolgen af te leiden.

Globale voortgang van de zaken

Een permanente bezorgdheid van het Hof is de bewaking van de voortgang van de zaken. De voortgang van de zaken wordt daarbij op twee manieren gemeten. Enerzijds wordt de behandelingstermijn of doorlooptijd van de in 2020 uitgesproken arresten gemeten. Anderzijds wordt gemeten hoe lang de op het einde van 2020 nog te wijzen zaken reeds op de griffie van het Hof zijn ingeschreven.

Opnieuw moet bij deze bespreking een onderscheid worden gemaakt tussen civiele materies en penale materies. Gelet op stringentere termijnregelingen worden de strafzaken doorgaans op een veel kortere termijn afgehandeld dan civiele zaken, zodat een globale bespreking een te vertekend beeld zou geven van de voortgang van de zaken voor het Hof.

In penale zaken is het Hof immers verplicht om over sommige zogenaamd “dringende” cassatieberoepen, zoals cassatieberoepen inzake voorlopige hechtenis en het Europees aanhoudingsbevel of tegen beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank of de kamer voor bescherming van de maatschappij, binnen een wettelijk bepaalde – vrij korte (15 respectievelijk 30 dagen) – termijn uitspraak te doen. In 2020 betrof 26,89 pct. van de door de strafkamer uitgesproken arresten een dergelijke dringende zaak. Ook andere P-zaken, waarover het Hof niet binnen een wettelijk bepaalde termijn uitspraak moet doen, worden gelet op hun aard dringend behandeld. Het betreft onder meer cassatieberoepen tegen beslissingen over de bestuurlijke vrijheidsberoving van vreemdelingen of personen van wie de uitlevering wordt gevraagd, waar artikel 5 EVRM een beslissing op korte termijn vereist over de wettigheid van de vrijheidsberoving. Cassatieberoepen tegen beslissingen over wrakingsverzoeken komen hiervoor eveneens in aanmerking, gelet op hun stremmend karakter op het verdere verloop van de procedure.

In civiele zaken vangt de raadsheer-rapporteur, niettegenstaande de inschrijving van een zaak op de rol, het onderzoek van het cassatieberoep doorgaans niet aan vóór het verstrijken van de termijn die de verweerder toebedeeld krijgt om zijn memorie van antwoord in te dienen, met een wachtperiode voor de verdere behandeling van deze zaken tot gevolg. Die termijn bedraagt in de regel drie maanden vanaf de betekening van het cassatieberoep. In strafzaken daarentegen kan de raadsheer-rapporteur het ambtshalve onderzoek van het cassatieberoep onmiddellijk aanvangen.

De voortgang van de G-zaken wordt apart besproken, aan het einde van deze tekst.

Doorlooptijd van de in 2020 uitgesproken arresten

De doorlooptijd of behandelingstermijn van de in 2020 uitgesproken arresten meet de tijdspanne die verstrijkt tussen de inschrijving van het dossier op de algemene rol van het Hof en de einduitspraak van het Hof in 2020.

Gemiddelde doorlooptijd

Voor de in 2020 uitgesproken eindarresten in civiele materies bedraagt de gemiddelde doorlooptijd 14,15 maanden. De gemiddelde doorlooptijd in 2020 bevindt zich aldus op ongeveer hetzelfde niveau als de gemiddelde doorlooptijd in de laatste vijf jaar. Wanneer men rekening houdt met het gegeven dat de coronamaatregelen het Hof ertoe noodzaakten de behandeling van verschillende civiele zaken die aanvankelijk voor behandeling in maart en april waren vastgesteld, naar mei, juni en september uit te stellen (met een langere doorlooptijd van deze zaken tot gevolg), dan moet worden vastgesteld dat de gemiddelde doorlooptijd van de civiele zaken in 2020 door deze maatregelen slechts beperkt werd beïnvloed.

De gemiddelde doorlooptijd van de Nederlandstalige civiele materies blijkt in 2020 zelfs met iets meer dan 2 maanden te zijn gedaald tot 13,77 maanden. In Franstalige civiele materies is de gemiddelde doorlooptijd met bijna 2,5 maanden gestegen tot 14,15 maanden.

De gemiddelde doorlooptijd in penale materies bedraagt thans globaal 2,85 maanden en is bijgevolg verder gedaald, met 0,3 maanden, ten aanzien van 2019. De gemiddelde doorlooptijd in penale zaken ligt daarmee op het laagste niveau van de voorbije vijf jaar. De daling van de gemiddelde doorlooptijd in 2020 is voornamelijk te danken aan een daling van de gemiddelde doorlooptijd in de Nederlandstalige penale zaken met meer dan een halve maand.

Deze tabel geeft de in maanden uitgedrukte gemiddelde doorlooptijd weer, met daarbij de evolutie over de laatste vijf jaar:

2016 2017 2018 2019 2020
Civiele materies N 14,69 12,38 14,29 15,93 13,77
F 17,01 16,31 13,00 12,28 14,74
N+F 15,83 14,18 13,73 15,35 14,15
Penale materies N 7,05 8,68 4,68 3,46 2,80
F 3,11 3,01 2,80 2,75 2,94
N+F 5,59 6,70 3,96 3,16 2,85

Doorlooptijd meer in detail

Omdat gemiddelden aan extremen onderhevig kunnen zijn, is het nuttig de doorlooptijd van de in 2020 uitgesproken eindarresten meer in detail te bespreken.

In civiele materies werd 52 pct. van de in 2020 uitgesproken zaken behandeld op een termijn van minder dan 1 jaar. Wanneer men rekening houdt met de hierboven beschreven “wachttermijn” voor de rapporteur alvorens deze het onderzoek van het dossier kan aanvatten, kan worden vastgesteld dat voor de grote meerderheid van zaken, zowel in de Nederlandstalige als in de Franstalige afdeling, minder dan een jaar verloopt tussen de dag waarop de rapporteur het dossier krijgt en de dag waarop een eindarrest wordt uitgesproken.

In penale materies werd 67 pct. van de dossiers behandeld op een termijn minder dan 3 maanden.

Chiffres globaux
Doorlooptijd 2020 - Civiele materies
Chiffres globaux
Doorlooptijd 2020 -Penale materies

Voortgang van de openstaande werkvoorraad

De op het einde van 2020 openstaande werkvoorraad bedraagt 1640 eenheden.

In civiele materies werd 60 pct. van deze openstaande werkvoorraad in 2020 op de griffie van het Hof ingediend. In penale materies bedraagt dit 81 pct. van de nog openstaande werkvoorraad.

De onderstaande diagrammen geven voor de op het einde van 2020 nog te behandelen zaken een globaal overzicht van het jaar waarin de cassatievoorziening op de griffie van het Hof werd neergelegd. Het Hof is zich ervan bewust dat de constante tot soms nog groeiende werkvoorraad bij sommige materies verder onderzoek naar de oorzaken en naar mogelijke actiemogelijkheden vereist.

Chiffres globaux
Charge de travail 2020 - Civiele materies
Neergelegd...
Chiffres globaux
Charge de travail 2020 -Penale materies
Neergelegd...