Arrest van 20 april 2020 (C.17.0485.F en C.08.0066.F) met conclusie van advocaat-generaal J.M. Genicot
In het kader van een geschil tussen de huidige bezitter van een lichamelijk roerend goed en de bezitter die hem onmiddellijk voorafging, geldt het bezit als vermoeden van titel ten gunste van de bezitter te goeder trouw. Hieruit volgt dat de onmiddellijk voorafgaande bezitter die het lichamelijk roerend goed terugvordert, enerzijds moet aantonen dat hij de bezitter van het goed was op het ogenblik dat de huidige eigenaar daarvan bezit heeft genomen en, anderzijds, ofwel het gebrekkig bezit door laatstgenoemde ofwel het niet-bestaan dan wel precair karakter van de door laatstgenoemde aangevoerde titel moet bewijzen.
Volgens artikel 1353 Burgerlijk Wetboek is het bewijs door vermoedens toegelaten in alle gevallen waarin sprake is van bedrog, zelfs in de verhoudingen tussen de partijen.
Elke veinzing die tot doel heeft de normaliter verschuldigde belasting te ontduiken, vormt bedrog.
De goede trouw, in de zin van artikel 2279 Burgerlijk Wetboek, dat een bewijsregel inhoudt, is het geloof van de bezitter in zijn rechtmatige verkrijging van het goed.
Arrest van 9 maart 2020 (C.19.0216.N en C.19.0217.N) met conclusie van advocaat-generaal H. Vanderlinden
Dit arrest wordt besproken in de categorie “Richtinggevende arresten in het burgerlijk recht”..
Arrest van 3 juni 2020 (C.19.0641.F) met conclusie van advocaat-generaal J.-M. Genicot
Krachtens artikel 1167, eerste lid, Burgerlijk Wetboek kunnen de schuldeisers in eigen naam opkomen tegen de handelingen die hun schuldenaar heeft verricht met bedrieglijke benadeling van hun rechten. Enkel de pauliaanse schuldeiser kan zich beroepen op de niet-tegenstelbaarheid van een handeling die door zijn schuldenaar is verricht ten gunste van een derde, zonder de bestaande samenloop tussen de schuldeisers van zijn schuldenaar te moeten ondergaan. Hieruit volgt dat hij zijn pandrecht kan uitoefenen op het goed dat zich in het vermogen van die derde bevindt of, wanneer de teruggave in natura niet mogelijk is, van hem een gelijkwaardige vergoeding kan vorderen, niet tot beloop van het bedrag dat hij bij ontstentenis van de litigieuze handeling had kunnen terugvorderen van zijn schuldenaar, maar tot beloop van het bedrag van zijn schuldvordering.
Arrest van 18 juni 2020 (C.18.0357.N)
Dit arrest wordt besproken in de categorie “Richtinggevende arresten in het burgerlijk recht”.
Arrest van 25 juni 2020 (C.18.0144.N) met conclusie van advocaat-generaal E. Herregodts
De vrijheid om enige economische activiteit naar keuze uit te oefenen en de vrijheid van ondernemen omvatten de vrijheid van mededinging die slechts aan beperkingen kan worden onderworpen bij wet of overeenkomst, waarbij de wet niet voorziet in een concurrentieverbod voor een bestuurder van een vennootschap (Artt. II.3 en II.4 WER).
De loyauteitsplicht van een bestuurder van een vennootschap tot niet-mededinging met de vennootschap, die volgt uit de verplichting om het mandaat van bestuurder van een vennootschap te goeder trouw uit te voeren, neemt een einde bij het beëindigen van het mandaat van bestuurder, tenzij anders is overeengekomen en onverminderd het verbod tot het stellen van daden van oneerlijke mededinging (Artt. 1134, derde lid, en 1135 BW).
Arrest van 17 september 2020 (C.18.0294.F en C.18.0611.F) met conclusie van advocaat-generaal Ph. De Koster
Dit arrest wordt besproken in de categorie “Richtinggevende arresten in het burgerlijk recht”.
Arrest van 27 april 2020 (C.19.0602.N)
Een geldlening is een overeenkomst waarbij de uitlener aan de lener een bepaald geldbedrag ter beschikking stelt onder de verplichting dit bedrag terug te geven, vermeerderd met interest indien die is bedongen. Het is een zakelijke overeenkomst die ontstaat door de afgifte van het geldbedrag. Een kredietopening is een consensuele en wederkerige overeenkomst waarbij de kredietgever aan de kredietnemer tijdelijk en tot beloop van een bepaald bedrag hetzij geld hetzij kredietwaardigheid ter beschikking stelt. De kredietnemer kan van het krediet gebruik maken door een of meerdere geldopnemingen. De kredietnemer is niet verplicht om van het krediet gebruik te maken.
Arrest van 18 juni 2020 (C.19.0140.N)
Een geldopneming krachtens een kredietopening doet geen geldlening ontstaan in de zin van de artikelen 1892 en 1905 Burgerlijk Wetboek, waarop artikel 1907bis Burgerlijk Wetboek van toepassing is.
Arrest van 18 juni 2020 (C.19.0505.N)
De restitutie van een geldsom ten gevolge van de ontbinding van een koopovereenkomst omvat ook de interest vanaf het ogenblik dat de schuldenaar van de restitutieverbintenis niet meer te goeder trouw is, dit is wanneer hij kennis had of hoorde te hebben van het onzekere karakter van zijn titel, wat het geval is wanneer hij in gebreke werd gesteld, zodat hij rekening diende te houden met een mogelijke restitutie (Artt. 549, 1153, 1378, 1682 BW).
Arrest van 29 mei 2020 (C.19.0545.F) met conclusie van advocaat-generaal Ph. De Koster
Dit arrest wordt besproken in de categorie “Richtinggevende arresten in het burgerlijk recht”.