OVERIGE BELANGRIJKE ARRESTEN

Gerechtelijk recht

Algemeen

Taak van de rechter – Omvang – Nietigheid van een overeenkomst wegens strijdigheid met de openbare orde

Arrest van 4 september 2020 (C.19.0613.N)

Dit arrest wordt besproken in de categorie “Richtinggevende arrestn in het gerechtelijk recht”.

Procedure

Cassatie – Cassatieberoep in het belang van de wet – Reglementen van de Gemeenschapsordes van advocaten – Toetsingsbevoegdheid van het Hof

Arrest van 18 september 2020 (C.18.0353.N) met conclusie van advocaat-generaal E. Herregodts

Dit arrest wordt besproken in de categorie “Richtinggevende arresten in het economisch recht”.

Arrest van nietigverklaring van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – Verduidelijking in verband met te nemen uitvoeringsmaatregelen – Gezag van gewijsde – Cassatieberoep tegen de motieven van het arrest van nietigverklaring – Geen conflict van attributie

Arrest van 27 november 2020 (C.17.0010.N) met conclusie van eerste advocaat-generaal R. Mortier, gewezen in verenigde kamer

De verduidelijkingen die de Raad van State op vraag van de partijen verschaft met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen om aan de onregelmatigheden te remediëren die tot de nietigverklaring van de bestuurshandeling hebben geleid, delen niet in het gezag van gewijsde van het arrest en zijn bijgevolg niet bindend voor de rechter die na de vernietiging uitspraak zal moeten doen over bijkomend herstel dat nog moet worden geboden (Art. 35/1 Wet Raad van State).

Het cassatieberoep gericht tegen de motieven van een vernietigingsarrest waarin de Raad van State verduidelijkingen verschaft met betrekking tot maatregelen die moeten worden genomen om te verhelpen aan de onwettigheid die tot de nietigverklaring heeft geleid, betreft geen attributieconflict ten aanzien waarvan het Hof van Cassatie zijn regulerende opdracht in verband met de respectieve bevoegdheid van de rechterlijke orde en de Raad van State heeft te vervullen (Art. 609, 2°, Ger.W.; artt. 33, eerste lid en 35/1 Wet Raad van State).

Conflict van attributie – Individueel geschil betreffende de toepassing van collectieve arbeidsovereenkomsten – Negatieve beslissing van paritair comité met betrekking tot de invoering van niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen –Gevolg van een beroep bij de Raad van State

Arrest van 27 november 2020 (C.17.0303.N) met conclusie van eerste advocaat-generaal R. Mortier, gewezen in verenigde kamer

Het beroep van een werkgever tegen een beslissing van het paritair comité waarbij dit weigert om een toetredingsakte inzake niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen goed te keuren, is geen individueel geschil betreffende de toepassing van collectieve arbeidsovereenkomsten waarvan de kennisname, bij uitsluiting van de Raad van State, behoort tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank (Art. 578, 3°, Ger.W.; art. 14, § 1, 1°, Wet Raad van State, art. 9 wet van 21 december betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008)

Cassatieberoep – Belastingzaken – Verschillende arresten door het hof van beroep geveld in afzonderlijke zaken met betrekking tot verschillende aanslagjaren en belastbare feiten – Samenhang – Eén cassatievoorziening – Ontvankelijkheid

Arrest van 4 december 2020 (F.19.0066.N) met conclusie van advocaat-generaal J. Van der Fraenen

Dit arrest wordt besproken in de categorie “Fiscaal recht – Algemeen”.

Beslag en middelen tot tenuitvoerlegging

Beslag – Voorwaarden voor de omzetting van een bewarend beslag onder derden in een uitvoerend beslag onder derden – Opheffing van een bewarend beslag bij veranderde omstandigheden – Toelating van de beslagrechter

Arrest van 14 februari 2020 (C.18.0268.F)

Bij omzetting van bewarend beslag onder derden in uitvoerend beslag onder derden moet de beslaglegger vooraf een bevel aan zijn schuldenaar doen betekenen, zelfs al dient hij deze vormvereiste niet te vervullen wanneer hij tot uitvoerend beslag onder derden overgaat (Artt. 1491, eerste lid, 1497, eerste lid, en 1539 Ger.W.).

De beslagene kan in geval van veranderde omstandigheden de opheffing van het bewarend beslag vragen, ongeacht of dat bewarend beslag zonder dan wel krachtens een toelating van de beslagrechter werd gelegd (Artt. 1419 en 1420 Ger.W.).